Na drie generaties kappers in de familie Kienstra van Nes tot de Zuidpool
Hij is de zeventig jaar allang voorbij, kapper Frits Kienstra, al zou je dat als je zijn donkerbruine haar bekijkt nog niet kunnen geloven. Ruim elf jaar geleden berichtte De Amelander dat kapper Kienstra de pensioengerechtigde leeftijd bereikte en van een zesdaagse werkweek terugging naar twee dagen in de week: dinsdag en woensdag. Maar nu gaat per 2 januari de kapsalon aan de Miedenweg in Nes definitief sluiten. Voor de Kerstdagen krijgt iedere klant nog de gelegenheid zich te laten knippen en dan is het werkelijk voorbij’, vertelt Frits Kienstra, ‘hoewel het me pijn doet’. Zelf zat hij zestig jaar in het kappersvak. Zijn vader, bekend als Frans de kapper ging hem voor. En daarvoor was er nóg een generatie: zijn opa Hessel was kleermaker én kapper, samen met zijn broer August. Via dit artikel in De Amelander willen Frits en Corrie Kienstra-Baptist iedereen bedanken, die in de loop van de jaren een trouwe klantenkring vormden.
Geknipt en geschoren
‘Het spijt me dat ik niet zoals mijn vader en zijn vader daarvoor nat kon scheren. Dan had ik dat op de Ambachtelijke Dag in Ballum mooi nog eens kunnen demonstreren. Maar terwijl de mannen gewoon doorpraten, met het grote scheermes rond hun hals glijdend, dat heb ik altijd gevaarlijk gevonden. Ik heb mijn diploma nat scheren overigens wel gehaald. Mijn schoonvader was mee als scheermodel en ik schoor een pukkeltje af. Het bloedde verschrikkelijk, maar toen ik vertelde dat mijn schoonvader mijn model was, kreeg ik mijn diploma alsnog. Ouderen weten misschien nog wel dat mijn vader met zo’n groot scheermes schoor en niet eens altijd in de kapsalon maar ook bij Hotel de Klok tussen de bar en het biljart. Dat was een happening iedere zaterdag. Ook op de Willem Barentsz onderweg terug naar Holland moet hij zijn barbiersmes gehanteerd hebben, of er nu hoge golven stonden of niet. De bemanningsleden kwamen na een half jaar rond de Zuidpool op walvissen gejaagd te hebben, als heren geknipt en geschoren weer terug bij hun vrouwen. De mannen waren hem dankbaar. Maar behalve het natscheren kan ik wel zeggen dat ik de kneepjes van zowel het dames- als het herenkappersvak allemaal beheers. Net als mijn vrouw Corrie trouwens. Als er één ding is waar ik trots op ben dan is het dat we iets meer dan veertig jaar samen een kapsalon hebben gerund. Dag aan dag, vrouwen, mannen, kinderen. Dat is fantastisch om op terug te kijken. Ik hou van kinderen. Ik zette ze achterste voren op de kappersstoel, zodat ze zich aan de leuning konden vasthouden en dan knippen maar. Ze vonden het altijd wel goed, huilende kinderen had ik nooit op de stoel. Ik weet niet waarom niet. Ze voelden zich wel veilig bij mij, denk ik.’ Corrie: ‘Het gebeurde eens dat een kind halverwege het knippen in slaap viel. Het jongetje ging slapend op zijn vaders arm naar huis. De volgende dag kwamen ze terug...’.
Geboren Amelanders
De drie generaties Kienstrakappers waren niet bang om het eiland te verlaten, al waren ze er met hart en ziel aan verknocht. Zo voer grootvader Hessel (geboren 11 december 1871) nog op de haringloggers en was hij als bemanningslid van de roeireddingboot van Nes betrokken bij de redding van de opvarenden van de Malmö en Tartar. Ieder jaar rond de bevrijdingsdag van 5 mei komt er een foto van vader Frans in beeld. Hij was degene, die op 5 mei 1945, toen de Nederlandse vlag op de toren van Ferwerd wapperde, de nok van de toren van Nes beklom en ook hier de Nederlandse vlag in top hees. Hij moest die weer terughalen. Ameland zou nog een maand onder Duitse bezetting blijven. Maar het was een heldendaad op zich, hij had een vrouw en drie kleine kinderen. Later was Frans een door zijn Kapitein zeer gewaardeerde opvarende op de Willem Barentsz tijdens zijn reizen naar de Zuidpoolwateren. Cor Gransbergen vertelde dat hij degene was, die de kleding onderhield en eventueel herstelde van de in smetteloos wit geklede Kapitein Klein. Als zoon van een kleermaker was het voor hem geen moeite om zo nu en dan de kleding van de kapitein en de andere officieren te herstellen. Hij had verder de taak om de salons van de heren officieren schoon te houden en deed dat onberispelijk. Maar ook hij moest helpen met het werk aan dek als de walvissen moesten worden verwerkt in de hel van de Roaring Fourties waar de Willem Barentsz tekeer ging als een wild paard. Ook Frits kon niet op het eiland blijven. Als dertienjarige ging hij naar Arnhem naar de kappersvakschool. Frits Kienstra: ‘Ik kwam bij een jongere zuster van mijn moeder in huis, tante Door. Mijn moeder schreef me iedere week een brief en als het kon stopte ze een papieren rijksdaalder erbij in. Maar een maand met de trolleybus naar school kostte zes gulden. Ik moest al mijn fooiengeld gebruiken om op school te kunnen komen. Met mijn dertien jaar was ik nog best klein om achter de wasbak het haar van de dames te wassen. Drijfnat werd ik!’ Op zijn zestiende slaagde hij en kwam niet alleen met een bediendendiploma in het kappersvak thuis maar ook met een enorm plezier aan muziek en ritme. Zijn oom, de man van tante Doortje was drummer en Frits was ook vol enthousiasme achter het drumstel gekropen. Terug op Ameland werd hij lid van de Green Tops, samen met Sip Boelens en Toon Brouwer. Het werd over het hele eiland een bijzonder succesvolle band. Daarnaast was hij lid van de Boerenkapel en 55 jaar drummer bij Canite Tuba.
‘Vroeger zaten de vrouwen bij het permanenten aan de stroom vast’
Er is in het kappersvak veel veranderd in de afgelopen 60 jaar, waarin Frits Kienstra kapper was. ‘Op Ameland werd stroom opgewekt op de elektrische centrale. Dat was geen constante elektriciteit, die daar geproduceerd werd. Toen mijn ouders Frans en Jacoba de kapsalon overnamen, startten ze een dames- en een herensalon. In de mode waren toen de stijf gepermanente kapsels, maar dat was op Ameland een kunst apart. De elektriciteit werd rechtstreeks aangesloten op het om krulspelden gewikkelde haar. En dat met de niet constant geleverde elektriciteit. De dames stonden doodsangsten uit als mijn vader even om koffie ging. Op die keurige kapsels volgde een periode van lang haar in het nozemtijdperk, dat was voor ons als kappers geen toptijd. Maar ook deze afgelopen coronaperiode was heel vervelend. We waren lange tijd gesloten tijdens de lockdown. Toen die voorbij was, kreeg ik maar liefst negentig telefoontjes van mensen met dikke bossen haar, die geknipt wilden worden in die twee dagen tijd, waarin ik open was. Dat kon niet. Gemakkelijk was het ook nog daarna niet, zowel de kapper als de klant moesten een mondkapje dragen. Pas geleden brak ik mijn pols. Ook nu weer moest ik mensen teleurstellen. Kappersklanten zijn ontzettend trouw.’
Corrie en Frits: al 53 jaar getrouwd
Soms maakt Cupido het je wel heel gemakkelijk. Zoals in het geval van Frits Kienstra en Corrie Baptist. Ook Corrie’s vader was kapper en met haar zussen leerde ze het kappersvak van hem. Opgegroeid in Leeuwarden was Corrie, maar iedere zomer gedurende de zomervakantie was ze op Ameland. Als baby was ze er voor het eerst. Toen haar vader zijn kapsalon verkocht (die bestaat overigens nog!) zocht ze een nieuwe baan en kwam ze voor het zomerseizoen werken bij kapsalon Kienstra. Inmiddels duurt haar zomerseizoen van toen al meer dan 55 jaar. Ze werd de vrouw van Frits en ze werkten meer dan veertig jaar samen. Ruim vijftien jaar hadden ze de kapsalon aan huis en leefde Corrie mee met het wel en wee van de klanten in de kapsalon.
En nu: precies 150 jaar nadat opa Hessel geboren werd, neemt Frits Kienstra afscheid van het kappersvak. De precieze manier van werken en het luisterend oor van de Kienstrakappers zullen gemist worden. Frits: ‘Maar we zijn lang niet de enige kappers meer op het eiland. Er zijn heel goede kappers en zelfs een barbier, die onze klanten verder kunnen helpen. Daar kan ik van genieten, hoe goed men het kappersvak verstaat!’
Frits en Corrie maken van de gelegenheid gebruik om u, de Amelanders en de vele, vele gasten die in die jaren de weg naar hun salon hebben gevonden, te bedanken. Uit de grond van hun hart!