Lammetjes dartelen in de wei en het steeds aangenamere weer zorgt voor een echt lentegevoel. Een van de meest leven-dige gebieden op Ameland in deze periode is de Feugelpôlle. Of beter gezegd: was. Het gaat al jaren niet goed op de kwel-der, buitendijks ten zuidoosten van Hollum. De laatste seizoenen neemt het aantal broedparen in dit gebied zienderogen af en in 2021 was het helemaal bar en boos. Toeval, of is er sprake van een trend?
De Feugelpôlle is een kwelder die zeevogels gebruiken als hoogwa-tervluchtplaats en om er in deze periode van het jaar te broeden. Het is tevens beschermd natuur-gebied. ‘Vroeger bestond de Feu-gelpôlle uit zestig hectare en graasde er nog vee op. Het was toen ook nog vele malen groter; menig Amelander kan dat direct beamen’, vertelt Marjan Veenen-daal, teamleider van Staatsbosbe-heer Ameland. ‘In de loop der jaren is de vaargeul die onder de Waddenzeekust doorloopt, steeds dichter naar het eiland toe ge-schoven. Daardoor heeft erosie er toegeslagen. Ook de zeespiegel-stijging speelt een klein rolletje mee. De erosie zette zich daar-door maar door en door, waardoor die kwelder steeds kleiner en kleiner werd. Of we de Feu-gelpôlle ooit terugkrijgen zoals we hem kennen? Ik denk het niet. De erosie is niet van de laatste tien jaar, die is al veel eerder ingezet.’
Feugelpôlle brokkelt af
De kwelder valt onder de auspici-en van Staatsbosbeheer, maar eigenlijk ook weer niet. De grond is namelijk van het rijk. ‘We pro-beren het gebied te beschermen door de bebording te plaatsen, op het moment dat vogels er broed-pogingen doen. Omdat de grond van het rijk is, zijn we soms deels beperkt. We kunnen zeker wel wat doen, maar het kost ook alle-maal geld. Je moet je voorstellen dat Rijkswaterstaat jaarlijks zo’n acht- tot tienduizend euro kwijt is aan het beheren van een kwelder. Dat is best veel. We krijgen wel wat beheervergoeding bij acties die we moeten uitvoeren (zoals het bijhouden van de daar ge-plaatste rijshouten dammen, red.), maar niet zo veel dat ik daar van-uit Staatsbosbeheer continu mee bezig kan zijn.’
De Feugelpôlle slinkt dus al jaren qua oppervlakte. Nu doet zich dat de laatste paar seizoenen ook voor onder de broedparen. Het aantal broedende Kokmeeuw-paren daalde van ruim 3.300 in 2015 naar geen enkel broedpaar in 2019 en 2020. Ook dit jaar is er geen bedrijvigheid. Grote Stern-paren kwamen hier in 2016 nog met bijna 4.100 paren bijeen om hun eieren ui te broeden. Sinds 2018 waren er ieder jaar helaas welgeteld 0 broedparen. Ook andere soorten liepen in deze tijdspanne terug wat betreft het aantal broedparen. ‘In 2017 be-loofde het een heel goed broed-seizoen te zijn. Toen kwamen de Grote en Kleine Mantelmeeuw op bezoek. Die hebben letterlijk de hele kolonie op de Feugelpôlle opgerold.’
‘Daar kun je als natuurbeheerder niets aan doen, enkel lijdzaam toekijken’, erkent Marjan. ‘Maar zo is het wel gebeurd. Eigenlijk is vanaf dat moment de klad erin gekomen. Of het eraan ligt, weet ik niet. Het kan met van alles te maken hebben. Denk maar eens aan het voedselaanbod voor de vogels of de ervaring die ze van een jaar eerder hadden; ook de kokmeeuwen kwamen na dat jaar maar mondjesmaat terug. Er werd gewezen naar de dijk die in die periode verzwaard is, dat er toen meer sprake was van ratten. Die hebben we bestreden, maar niets helpt. Op dit moment laten de Grote Sterns ons eiland links liggen.’
Vogels als ratten in de val
Harmen Wijnberg – die al sinds zijn jeugd kind aan huis is op dit specifieke deel van het wad – heeft echter geen enkele activi-teit waargenomen die duidt op de bestrijding van de ratten. ‘En net daar zit het grootste probleem’, legt hij uit. ‘De Gemeente Ame-land kan de ratten bestrijden met een soort plofapparaat. Met die techniek pompen ze een ratten-hol vol met gas en dat laten ze dan ontploffen. Het probleem is ech-ter dat de ratten bij de dijk tussen de stenen in zitten. Deze techniek werkt daar dus niet, want het gas komt er dan aan alle kanten uit. Ga er maar eens kijken: aan de kant van de weg zie je de ratten-gaten daar letterlijk in veelvoud zitten. Die openingen zijn ge-maakt. Er zitten er echt honder-den.’
‘Ik heb ook wel foto’s van de sluf-ter aldaar’, gaat Harmen verder. ‘Daar staan pootjes van ratten in. Het kookt ervan. De uitleg dat de oorzaak van het leeglopen van de Feugelpôlle mogelijk door ratten komt, heb ik vaker gehoord. ‘Mo-gelijk’ kan daar wel weg: het komt puur door de ratten. Die zouden bestreden zijn, maar dat is abso-luut niet gebeurd. De cijfers met broedparen vanuit de Vogel-wachtverslagen laten een kente-ring zien vanaf 2017. In dat jaar is er begonnen met de dijkverzwa-ring. Voor die tijd lagen de stenen er nog niet. En sinds die er zijn, is er niets meer te doen aan de rat-ten die er leven.’
Volgens Wijnberg ligt het pro-bleem dus puur en alleen bij de ratten. ‘De hoeveelheid ratten is een belangrijke oorzaak van de verminderde hoeveelheden broedvogels. Die kun je niet meer bestrijden sinds de zogenoemde gladde glooiing door rotsblokken is vervangen en daardoor het plofapparaat om de ratten mee te bestrijden niet meer werkt. Wan-neer je het moment van plaatsen van de nieuwe glooiing afzet – in tijd – tegen het sterk verminder-de aantal broedvogels, dan kun je door onder andere de tabellen uit de verslagen van de Vogelwacht stellen dat vanaf het moment dat de rotsblokken daar gekomen zijn in 2017, dat dit recht evenredig loopt met de vermindering van de aantallen broedvogels. Ik vrees dat men een ontheffing moet aanvragen om gif te gebruiken in de strijd tegen de ratten, al weet ik niet of dat überhaupt kan. Maar als je de ratten er kunt weghou-den, ben ik ervan overtuigd dat de vogels terugkeren.’
Hoe nu verder?
Er zijn vele factoren aan te wijzen waardoor de broedaantallen te-genvallen, zegt Marjan. ‘Dat kan het voedingsaanbod zijn, het kan verstoring zijn door mensen of ratten, het kan zijn een negatieve ervaring van een jaar daarvoor en het kan ook zijn dat de kwelder na al die jaren minder geschikt is. Vroeger zat er altijd een sloot tussen de asfaltweg en de kwel-der, maar die is zo langzamerhand ook dichtgeslibd – al kan een mens er nog altijd niet doorheen. Maar daardoor is het wel steeds ingewikkelder. Je zou met het aanbrengen van bijvoorbeeld nieuwe kleischelpen kunnen helpen. Maar dan ben je wel heel erg aan het knutselen. Zeker als je kijkt naar waar de strekdam zit. Als de vloed daar opkomt, moet je eens kijken hoe het daar stroomt. Daar zit een enorme erosie.’
Door die erosie werd rond het jaar 2011 al de Klimaatbuffer Zuid-West Ameland opgezet. Deze moest ervoor zorgen dat de broedlocaties van de Grote Sterns, Kokmeeuwen, maar ook Noordse Sterns en Visdieven gewaarborgd bleven. Dat is dus tot op heden niet gelukt. ‘Ook in de rest van de Waddenzee waren de broedge-bieden voor de Grote Sterns be-perkt, waardoor er een toename was op Ameland. In de tussentijd is er op Texel gebouwd aan een binnendijkse broedgelegenheid voor vogels. Ook op Vlieland is er een nieuwe plek ontstaan om te gaan zitten. Sterns zijn ook niet honkvast, dus soms gaan ze dan ook zoeken naar een betere plek.’ De laatste jaren vonden ze die plaats dus helaas niet meer op de Feugelpôlle.
Wat ook opvalt uit de Vogel-wachtverslagen, is dat er mogelijk vogels gebroed hebben buiten het broedseizoen. Dit gesloten gebied loopt van 15 maart tot en met 15 juli. Tussen die twee data mag je jezelf niet in de directe nabijheid van de Feugelpôlle bevinden. ‘De ervaring heeft ons geleerd dat de eerste vogels zich begin april meldden op de Feugelpôlle. Medio april deden ze dan hun eerste nestpogingen. In die periode of soms nog wel later, werd dan ook vaak de bebording neergezet (waarbij het voorgekomen is dat de verbodsborden weleens tot 15 augustus in het gebied hebben gestaan, red.). Op de andere eilan-den is het precies hetzelfde gere-geld als bij ons, met hetzelfde broedseizoen. Daar lopen ze ove-rigens ook tegen dezelfde pro-blemen aan. Op Terschelling zijn ze ook zoekende naar hoe ze überhaupt nog ergens een kwel-der kunnen creëren.’
Hoogwatervluchtplaats
Richard Kiewiet was jarenlang natuurbeheerder namens It Frys-ke Gea op Oost-Ameland. Hij is bekend met de situatie van de Feugelpôlle. ‘Dat de broedvogel-stand zo fluctueert heeft niet alleen met de achteruitgang van het gebied te maken’, denkt hij. ‘De Grote Sterns zijn er wel in Nederland, maar ze kiezen dan gewoon voor een andere broed-plaats dat jaar. We zien dat vaker. Ook zien we soms dat door extra hoogwater in het broedseizoen, de vogels elders gaan broeden als vervolglegsel. Op Oost-Ameland, bijvoorbeeld. Je moet de stand van de Kokmeeuw en Grote Stern – en ook andere soorten – in het grote geheel zien. Ameland is maar een klein radertje in het geheel. Vo-gelstanden kunnen sterk fluctue-ren tot wel 60% minder. De Grote Sterns zijn vorig jaar naar de Marker Wadden vertrokken om te broeden.’
‘De rattenpopulatie op de dijk is en blijft zorgelijk’, vindt hij. ‘Rat-ten krijgen tweehonderd jongen per jaar en we gaan ervan uit dat er vijftig in leven blijven. Er wordt niet intensief bestreden. Dat verdient beter aandacht. Het bestrijden met rattengif Warferi-ne – wat we hier vijftig jaar heb-ben gedaan op Ameland – is voor de milieuregels verboden.’
Kiewiet ziet de leegloop van de kwelder ook niet meteen als een groot gevaar. ‘De Feugelpôlle is veel belangrijker als hoogwater-vluchtplaats’, vindt hij. ‘Alle Wad-vogels aan de westkant van de pier in Nes kunnen alleen daar rusten en slapen. Of op de Boschplaat. De afname van zo’n twintig hectare naar vijf hectare is een slechte zaak. Er is vijftien jaar lang over aan de bel getrok-ken. Er is echter geen duidelijke natuurbeheerder op dit gebied. Staatsbosbeheer doet zijn best, maar de eigendom ligt bij het rijk – op dit moment bij Rijkswater-staat – die bijna niets doet. De baggerspecie uit de vaargeul tus-sen Nes en Holwerd kan je goed gebruiken om dit gebied op te hogen. De palenrij staat er deels.’
Het lijkt ook nodig. In mei van dit jaar had Ameland tot twee keer toe te maken met stormachtige weersomstandigheden. Ondanks doodtij, stond bijna de gehele Feugelpôlle onder water. Ook in 2020 was dat aan het begin van juni het geval. Als dat middenin het broedseizoen gebeurt, spoe-len alle eieren weg of verdrinken de jonge vogels die nog niet kun-nen vliegen. Maar ook de hoogwa-tervluchtplaats verdwijnt daar-mee. In mei was dat twee keer toe beperkt tot de hoogstgelegen strook zand van de Feugelpôlle. In beide gevallen staat de kwelder dus gigantisch onder druk.
Dat beaamt ook Wijnberg. ‘Dat de Feugelpôlle – veel vaker dan voorheen – al dan niet gedeelte-lijk onder water staat, is ook een belangrijke oorzaak voor de ster-ke vermindering van het aantal broedende vogels. Dit jaar stond de kwelder op 5 mei bijna volledig onder water en op 21 mei weder-om. Juist net als vogels zich even-tueel willen vestigen staat het gebied twee keer onder water. Beide keren stond de Waddenzee weliswaar hoog door de harde wind, maar het was wel met dood-tij. Dan is er veel minder water dan met springtij.’
Dat het gebied steeds vaker onder water staat, komt ook omdat het in de loop der tijd opgeschoven is in de natuur. ‘De Feugelpôlle lag voor de ruilverkaveling van 1957 aan het einde van de doodlopende witte weg (Feugelweg), binnen-dijks dus. En dan aan de zuidkant van deze weg. Toen ik zo’n tien-vijftien jaar oud was, lag de Feu-gelpôlle recht voor de Reeweg en ook de schelpenbank lag daar. Inmiddels ligt de kwelder bijna drie kilometer verderop en loopt de schelpenbank nog steeds ver-der oost aan, terwijl het grasge-deelte aan de westkant steeds verder afneemt en wegspoelt. Laatst met hoog water was de westelijke punt nog maar vijf meter breed. Het is dan ook een illusie om te denken dat je dit nog tegenhoudt.’
Toeval of zorgelijk?
Net als Kiewiet, kan het volgens Veenendaal ook louter toeval zijn dat de broedparen de laatste jaren wat minder zijn geweest. ‘Op Texel zitten nu bijvoorbeeld heel veel sterns. Dat zijn grote aantal-len, over de duizenden. De vogels zoeken elkaar op, vooral de Grote Stern en de Kokmeeuw. Die laat-ste verdedigt uiteindelijk de ko-lonie van de Grote Stern, want die vogel is helemaal niet zo territo-riaal. Grote Sterns troepen vaak samen.’
Het grootste probleem in het onderhoud van de kwelder zit hem dus in het geld. ‘Als we dat helemaal niet hadden gehad, dan waren die vogels al veel eerder vertrokken’, windt Veenendaal er geen doekjes omheen. ‘Met de middelen die we hebben, doen we ons uiterste best om de Feu-gelpôlle te beschermen en even-tueel te verbeteren. Als natuur-beheerder wil je natuurlijk ieder beestje en ieder plantje zo veel mogelijk beschermen. Maar je moet soms ook reëel zijn. Dat vind ik weleens lastig om te beoorde-len. De broedvogels in de Wad-denzee hebben het nu eenmaal lastig. Zo veel plekken zijn er niet om te rusten en te broeden.’
‘Hopelijk kunnen we snel weer concluderen dat dit bij de Feu-gelpôlle ook kan’, sluit Marjan af. ‘Als je er langsfietst met zo veel broedvogels… Als we zoiets kun-nen terugkrijgen, dan ben ik wel heel erg blij. Het is een prachtig gezicht dat je eigenlijk van zo dichtbij zo’n broedkolonie kan aanschouwen. Het geluid, de geur… Het is altijd een heel bij-zonder fenomeen geweest. Ik hoop op betere tijden!’