De kleine Afie de Boer (ze was vier) is een van de twee burgerslachtoffers die vielen op Ameland tijdens de Tweede Wereldoorlog. Een vliegtuigbom op haar ouderlijk huis werd haar fataal. Het zorgde voor een levenslang trauma dat haar familie nog altijd niet te boven is.
In de zomer van 1940 was de Tweede Wereldoorlog op Ameland pas net begonnen. Een paar maanden eerder waren Duitse soldaten naar het eiland gekomen om Ameland te bezetten. Dat was vooral omdat Ameland langs de Atlantikwall lag, een belangrijke verdedigingslinie voor de Duitsers. Langs de kust verschenen bunkers, prikkeldraad en afweergeschut. Op het eiland zelf werd niet gevochten en het dagelijks leven kon er grotendeels doorgaan. Al was de spanning natuurlijk voelbaar, vooral ook omdat vele Amelander mannen op zee zaten. De Duitse soldaten stonden eerst en vooral met de rug naar het eiland, turend over de Noordzee.
In de nacht van 20 op 21 september liggen Rinske de Boer-Roep en haar dochters Afie (4) en Anke (6) te slapen in hun woning aan de Burenlaan 35 in Hollum. Vader Jan de Boer is in Amsterdam, voor zaken. Jan en Rinske hadden een winkel en een werkplaats aan huis. Ze verkochten er huishoudelijke artikelen en hadden een rijwielhandel. Jan maakte ook ansichtkaarten en was fotograaf. Later zou de zaak van Jan de Boer uitgroeien tot garage- en installatiebedrijf. Iets na middernacht klinkt plots het geronk van een laag overvliegend vliegtuig over het dorp, gevolgd door een enorme dreun.
Wim de Boer (geen familie) alias Wim Post, dan zeventien jaar, die even verderop in het dorp ligt te slapen, wordt er wakker van. Hij springt uit bed, trekt zijn kleren aan en gaat naar buiten op het rumoer af. Het halve dorp is dan al in touw en heeft zich verzameld rond de verwoeste woning aan de Burenlaan. Boven alles uit klinkt het vreselijke gehuil van moeder Rinske. Ze huilt om haar vierjarige dochter Afie, die dood onder de pioenroos naast het huis ligt. De benen van Rinske de Boer zijn door de klap van de vliegtuigbom in de metalen spiraal van het bed geslagen. Ze is zwaargewond, ook al zal er in het latere Kriegstagebuch van de Kapitän zur See Goette gesproken worden van 1 Frau leicht verletzt. Onder het puin van het huis ligt ook haar oudste dochter Anke. En ook al is zij zwaar gewond: Anke probeert eigenhandig zware brokstukken opzij te duwen om zich een weg naar de vrijheid te graven.
Gespannen sfeer
Een man, Douwe Roep, staat te schreeuwen. Vanwege wat hij aangetroffen heeft, en omdat niemand iets doet. Hij is de broer van Rinske en woont dan aan de Molenweg. Hij had gehoord dat er een bom op het huis van zijn zus was gevallen en is er direct naartoe gekomen. ‘Hou je mond’, wordt hem toegesist, ‘anders komen de Duitsers en krijg je de kogel.’ Maar er gebeurt niets. Er klinkt geen luchtalarm, en ook de kerkklokken zwijgen: die mogen niet luiden vanwege de spertijd. De sfeer in het dorp was toen al weken beladen en gespannen. Veel Amelander mannen waren op zee gelegerd en een aantal van hen was al omgekomen.
Als Wim Post bij het huis aankomt is Anke al onder het puin vandaan. Post ziet het meisje in de armen van de overbuurvrouw, Hieke Visser. De nachtjapon van de buurvrouw is donkerrood van Ankes bloed: er is een flink deel van haar onderrug en been weggeslagen. Het lichaam van de kleine Afie is dan al naar een huis aan de overkant van de straat gebracht, bij Gooi van der Meij. Daar ligt ze onder een laken in de gang. Anke wordt naar Zuster Hofman gebracht, die schuin tegenover hen woont. Zuster Hofman was sinds 1925 de wijkzuster en vroedvrouw in Hollum en had een goede band met Jan en Rinske.
Dokter Poortenaar, ook zeer snel ter plaatse, moest de voeten van Rinske uit de bedspiraal knippen en plukken. Ze moest met grote spoed naar het ziekenhuis om de schade te beperken. Wim Post en een dorpsgenoot leggen Rinske de Boer op een ladder bij gebrek aan een brancard en brengen haar naar haar moeder. Een wandeling van ruim een halve kilometer, extra zwaar door het gewicht dat ze onhandig mee moeten torsen. Emotioneel ook, Post heeft een brok in de keel van de vrouw die maar om haar dochter en haar eigen pijn blijft huilen. Als ze eenmaal bij het huis van haar moeder zijn, weet ook die al van de dood van haar kleindochter. Het lichaam van de kleine Afie wordt later ook naar dit huis gebracht.
Spertijd
Omdat er vervoer naar Leeuwarden was geregeld moet Anke ook maar mee. Ook al schat Poortenaar haar overlevingskansen niet hoog in; ze had al te veel bloed verloren. Dorpsgenoot Klaas Bakker, chauffeur, wordt ingeschakeld voor het vervoer naar het ziekenhuis. Tijdens de rit naar de steiger in Nes moet hij de koplampen afschermen. Anders zou de auto weleens beschoten kunnen worden. Bij aankomst in Nes ligt de boot klaar voor vertrek, en omdat het hoog water is kan er meteen worden gevaren – in die tijd voeren de boten nog op tij. Net als de autorit van Hollum naar Nes is ook de nachtelijke boottocht vol risico’s vanwege de spertijd.
Een paar uur later gaat in Amsterdam de telefoon bij de familie Korver. Het zijn de buren van Aafke IJnsen-Roep en haar man Tjip IJnsen, zus en zwager van Rinske waar vader Jan logeert. Zuster Hofman belt vanaf Ameland, Aafke en Tjip hebben geen telefoon. Vader Jan de Boer hoort het nieuws van zijn gezin en vertrekt meteen richting Leeuwarden, samen met ome Tjip en tante Aafke in de auto van buurman Korver. Daarmee negeren ze de avondklok, en dus wordt hun auto op de Afsluitdijk door de Duitsers beschoten. De kogels missen doel, een wonder.
In het ziekenhuis in Leeuwarden wordt Jan de Boer herenigd met zijn gezin. Rinske is dan nog in de operatiekamer, maar hij hoort Anke om haar moeder roepen. ‘Moe, moe, mammie!’ Daar gaat hij op af. Dokters proberen Jan nog tegen te houden vanwege de kwetsbare staat waarin zijn dochter verkeert. ‘Niks mee te maken, dat is mijn dochter’, reageert Jan, die zich niet laat weerhouden. Dan hoort Anke de stem van haar vader en verzucht: ‘Mijn pappie’. Op dat moment krijgt Anke de benodigde bloedtransfusies zodat ze geopereerd kan worden, waaraan ze een fors litteken op haar linkerarm zou overhouden. Zonder extra bloed is de operatie te risicovol. Maar Jan laat zich niet tegenhouden. Eenmaal terug op Ameland wil hij ook zijn andere dochter graag zien. Het wordt hem afgeraden, maar ook daarin weet men hem niet te stoppen. Dat Anke het heeft overleefd, heeft ze volgens Rinske te danken aan haar gezondheid en strijdlust.
Duits vliegtuig
De dag na het bombardement begint de herbouw van het huis al. Eerst moet alles worden opgeruimd. Het puin wordt bij de boerderij van Douwe en Sientje Roep neergelegd; er is geen heel kopje of pannetje meer te vinden. Uit het puin trekt een van de werkers een scherf van de vliegtuigbom omhoog. Karlsruhe staat erop. Het was dus een Duits vliegtuig, concludeert men. Het zou een aangeschoten Duits vliegtuig zijn geweest, dat lading had laten vallen in de hoop Duitsland nog te kunnen halen. Dat mislukte: het gevaarte stortte in de Noordzee. Het vliegtuig, achterna gezeten door Britse jagers, had zeven bommen op Hollum laten vallen. Dat de Duitsers met de kwestie in hun maag zaten, bleek wel uit het feit dat ze graag Afies begrafenis wilden bijwonen. Het mocht, bepaalden de ouders na rijp beraad met dokter Poortenaar. Ze mochten komen, maar wel achteraan in stilte, en ze mochten geen bloemen meebrengen. Ze wilden saluutschoten brengen, maar dat heeft meester De Bruin weten te verhinderen. De Bruin was het hoofd van de openbare lagere school in Hollum en een goede vriend van Jan en Rinske.
Toch is er tot op de dag van vandaag bij sommigen twijfel over de nationaliteit van het vliegtuig. Het Kriegstagebuch van Kapitän zur See Goette meldt een actie van ‘engl. Fliegers’. Dat document komt naar boven nadat de Leeuwarder Courant een onderzoeker in het Militärarchiv laat spitten. Daarin wordt in de nacht 20 op 21 september 1940 een ‘Bombenabwurf eines engl. (englischen) Fliegers’ vermeld. Een vervolgonderzoek in de British Military Archives in Londen levert geen duidelijke conclusie op. Hoe betrouwbaar is de Duitse informatie? Onder welke omstandigheden schreef men deze informatie destijds op? Wilden de Duitsers de geschiedenis bewust verdraaien?
De burgemeester, Johan Bolomeij, schreef in de dagen erna een brief aan de Commissaris der Koningin in Leeuwarden, de omstreden Pieter Albert Vincent Harinxma - thoe Slooten, dat het een Engels vliegtuig was geweest. Vermoedelijk om de Duitsers te behagen, of zelfs in opdracht van de bezetter. Niet onwaarschijnlijk, melden meerdere (amateur-)historici die de Leeuwarder Courant raadpleegt. Die misinformatie had het gewenste effect; het werd overgenomen door alle media, waardoor nu, tachtig jaar na dato, nóg altijd met enige regelmaat gesteld wordt dat het een Engels vliegtuig was dat de familie De Boer in rouw dompelde. Maar de bomscherf met daarop Karlsruhe, en de schuldbewuste houding van de Duitsers in de periode na het bombardement spreken boekdelen, weet de familie. Ook vlogen de Engelsen pas vanaf 1942 met bommen over de Waddeneilanden, blijkt uit onderzoek.
Hart en ziel
De wederopbouw van het pand duurde een dik half jaar. Moeder Rinske en Anke lagen tot half november en eind november in het ziekenhuis. Daar kreeg Anke nog bezoek van Sinterklaas en Zwarte Piet. Haar beide opa’s, inmiddels gepensioneerde zeelui, zetten alle zeilen bij om de bouw aan te sturen en te zorgen dat alles tot in de puntjes verzorgd verliep. De drie Hollumer aannemers, Lublink, De Vries en Faber, hebben gezamenlijk het werk gedaan en de opa’s werkten met hart en ziel mee waar nodig. In juni 1941 kon het nieuwe pand worden bewoond. Verhuizen was geen optie voor Jan en Rinske de Boer. Hun hele bestaan, hun levensonderhoud, hun gezinsleven, alles gebeurde op die plek aan de Burenlaan. Tijdens de herbouw woonden ze in het huis van Sientje en Harmen, de zus van Jan en haar man, aan de Zuiderlaan. Toen het huis klaar was, kwam er tot 1951 een zestienjarig nichtje uit Amsterdam in huis om de familie te helpen. Dat was Afie Kanger.
Schuldgevoel
Vader Jan de Boer hield aan het drama een levenslang schuldgevoel over. ‘Ik heb ze in de steek gelaten’, zei hij op zijn sterfbed. Maar ook: ‘Ik ga nu weer naar onze andere Afie hoor’. Schuldgevoel of niet: doordat hij aan de ramp ontkwam kon hij zaken regelen en orde op zaken stellen, benadrukte Rinske waar ze kon. Een wrang geluk bij een ongeluk.
In de jaren na de ramp praatten Jan en Rinske er niet zoveel over in het bijzijn van de kinderen en anderen. Als ze het erover hadden, memoreren hun kinderen nu, ‘dan vooral zonder woorden’. Ze waren elkaars steun en toeverlaat, voelden elkaar haarfijn aan. Het paar zou later nog drie kinderen krijgen. Het eerste meisje werd wederom Afie genoemd. Nóg een Afie. ‘Ik heb nooit het gevoel gehad dat ik iemand moest vervangen’, zegt zij nu. ‘Andere Afie’ is altijd een deel van het gezin geweest. Het grote leed thuis was nooit een taboe, zegt Afie. ‘Alles was bespreekbaar, maar sommige dingen werden niet besproken. Doodgezwegen is het nooit.’
Toen Piet, die Afie later zou trouwen, voor het eerst bij de familie thuis kwam zag hij een foto van het overleden naamgenootje van zijn vrouw aan de muur. ‘Er was een meisje, en die is in de oorlog omgekomen. Meer hoorde ik eerst niet.’ Al was Jan een betere prater dan zijn vrouw, hij was vaak te emotioneel. Rinske was introvert en bewaarde de rust. Lawaai in de lucht bleef evenwel oude wonden openhalen. Thuis moesten, als het ’s nachts eens onweerde, alle kinderen met matras en al naar beneden komen om bij Jan en Rinske op de slaapkamer te slapen. Dit duurde tot ver na de oorlog.
Nog meer pijn
In het gezin heerste een sfeer van doorpakken en rug recht. Moeder Rinske heeft altijd op maat gemaakte schoenen gedragen die nóg veel pijn deden, en toch bleef ze in de winkel werken. Wel kreeg de familie na 1978 hulp van een speciaal fonds voor oorlogsslachtoffers. Daarvoor moest het trauma eerst wel worden herbeleefd. Dat jaar kreeg Rinske té veel last van haar voeten, waardoor ze niet meer kon slapen. Even was er sprake van dat haar voet eraf zou moeten, uiteindelijk bleef het bij één teen. Het ziekenhuisbezoek, het snijden in haar voeten: het maakte dat Rinske de gebeurtenissen van de septembernacht van 1940 in volle hevigheid herbeleefde. Rinske de Boer zou haar hele leven last houden van haar benen, die door de vliegtuigbom onherstelbaar beschadigd raakten. Ze ging er verkeerd door lopen, en versleet daarmee haar rugwervels. Nog meer pijn, nog meer operaties.
De Stichting 1940-1945 en WUBO (Wet Uitkeringen Burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945), de latere Stichting Burgeroorlogsgetroffenen (SBO), konden daarna wel zorgen voor nieuwe aangepaste schoenen, huishoudelijke hulp en vrijstelling van wegenbelasting.
Wat ook niet meehielp, was dat dokter Poortenaar destijds bizar genoeg heeft opgetekend dat Rinske geen blijvend letsel had opgelopen. Terwijl hij zelf de metalen springveren uit haar vlees had moeten peuteren. Dat is pas in 1980 door Afie rechtgezet, zodat bovengenoemde hulp wel kon doorgaan. Het kostte Afie erg veel tijd en strijd met de betrokken instanties, waardoor wederom het een en ander werd herbeleefd.
Ook dochter Anke kreeg op een zeker moment rugproblemen. ‘Dat zou weleens door de bom kunnen komen’, zei ze dan. Nogal wiedes, dacht de familie.
Toen Jan de Boer op 10 maart 1986 overleed en Rinskes ogen droog bleven zei ze tegen haar kinderen: ‘Myn tranen binne allang op.’
In shock
Sinds 21 september 1940 heeft Anke eigenlijk nooit meer rustig geslapen. Altijd alert en op wacht. Bij nachtelijk onweer liep ze door het huis, met alle lichten aan. Met het klimmen der jaren zijn de paniek- en angstreacties op harde geluiden van bijvoorbeeld onweer en straaljagers alleen maar toegenomen, en de flashbacks heviger geworden. Toen bij de oktoberstorm van 2013 de serre bij het huis van Anke en haar man Barend instortte, en balken door het keukenraam sloegen, trof dochter Esther haar moeder in shock aan de keukentafel. Die schok is ze niet meer te boven gekomen. Het lawaai, de puinhoop en de aanblik van de verwoeste serre moeten oude wonden hebben opengehaald.
Het was buurman Baukema van schuin tegenover die in de nazomer van 1940 zag hoe een klein, zwaargewond meisje zich driftig een weg omhoog groef vanonder het puin. In zekere zin probeert Anke de Boer nu, 80 jaar later, nog altijd onder het puin vandaan te komen. Anke hoopt op 12 mei volgend jaar haar 87e verjaardag te vieren. Ieder jaar op 30 april, de geboortedag van Afie, zet ze witte bloemen op het graf van haar overleden zusje. Een traditie die de familie zal doorgeven aan volgende generaties.
Met dank aan de getroffen familie die toestemming gaf tot publicatie van dit tragische verhaal, de Leeuwarder Courant waarin dit artikel eerder verscheen, Tim Fierant, de schrijver van het verhaal en verslaggever van de Leeuwarder Courant voor Noardeast-Fryslân, Dantumadiel en Ameland, en die samen met Jacob S. Roep de research daarvoor deed.