Een nieuwe benadering in de opvang van zeehonden en hun pups
‘Het gaat goed met de populatie van in het wild levende zeehonden in de Nederlandse kustwateren en de internationale Waddenzee.’ Dat is de eerste zin van het Zeehondenakkoord, dat op 3 juni is ondertekend door de Rijks- en provinciale overheden en de zeehondencentra. Eilanders konden dat al enige jaren zelf zien: de zeehondenpopulatie heeft zich na de zeehondenziektes van 1988 en 2002 hersteld. Toch bleef er in de dagelijkse praktijk in de verschillende zeehondencentra nog lang verschil van mening bestaan over welke zeehonden moeten worden opgevangen en wanneer. Met dit akkoord is overeenstemming bereikt. Om uitleg te geven heeft Niek Kuizenga, directeur van zeehondencentrum Pieterburen samen met Michael Bakker Paiva, stranding coördinator van het Zeehondencentrum de veerboot gepakt naar het eiland. Wat gaat het betekenen voor de opvang van zeehonden en -huilers op Ameland?
Zeehondenwachten Richard Kiewiet en Pieter Jan Borsch laten zich bijpra-ten. Later voegt Harmen Wijnberg zich ook bij hen. R
ichard Kiewiet: ‘In de aanloop naar mijn pensionering als be-heerder van Oerd en Hôn bij het Fryske Gea werd ik gebeld door Niek Kuizenga. In de opvang van zeehonden op Ameland ontstond een vacuüm. Nadat dit jarenlang door Staatsbosbeheer was gedaan, bleek dit nu niet meer mogelijk door tijd- en geldgebrek. Zou dat na mijn pensionering ook wat voor mij zijn, vroeg hij mij op de man af. In eerste instantie wim-pelde ik het af, ik geloof heel sterk in een natuurlijk proces en niet in menselijk ingrijpen. Ik had als beheerder 7 kilometer kust in beheer gehad en gedachtig de opdracht van It Fryske Gea hou ik ervan om de natuur in vele op-zichten haar gang te laten gaan. Maar Niek Kuizenga hield aan, hij vertelde me dat het beleid 180 graden is gedraaid sinds hij in 2012 directeur werd en na zijn uitleg, waarvoor hij naar Ameland kwam, zijn we redelijk snel bij elkaar gekomen. Ik vind het mooi om in deze opzet iets te beteke-nen. Al sinds jaar en dag is Dirk Visser op het strand Hollum-Ballum degene, die zich inzet voor de opvang van zeehonden, mocht dat nodig zijn. Ik heb Pie-ter Jan Borsch en Harmen Wijn-berg gevraagd om zich bij ons aan te sluiten’.
Niek Kuizenga, directeur van Zee-hondencentrum Pieterburen: ‘Er zijn zóveel pups opgevangen in de jaren vóór 2014’.
‘En de vraag is, of dit wel nodig was. Ik beantwoord die vraag met nee! Ik zou het met de kennis van nu kidnapping noemen. En dat gebeurde zowel met de Gewone zeehond (Common of Harbour seal) als met de Kegelrob of Grijze zeehond. Op dit moment (17 juni) worden de pups van de Gewone zeehond geboren en de geboor-tegolf duurt tot begin juli. De Kegelrob of Grijze zeehond krijgt de pups in de maanden november tot februari. Maar in welk jaarge-tijde ook: een pasgeboren zee-hond is aandoenlijk om te zien. Een jong van de Gewone zeehond kan meteen na de geboorte met de moeder mee zwemmen, de pup van de Grijze zeehond met zijn witte wollige vacht kan in de eerste drie weken na de geboorte nog niet zwemmen en blijft als de moeder op jacht is, alleen achter. Na de geboorte moet de moeder het welpje alleen laten omdat ze moet vissen, ze moet op krachten komen na de geboorte en voeding binnen krijgen om dit via de moedermelk aan haar pup door te geven. Het is enorm vette melk, die ze haar jong geeft: een pup van een grijze zeehond weegt na drie weken drie maal zoveel als bij zijn geboorte, ook de pups van de Gewone zeehond groeien als kool op de vette moedermelk! Toeristen hebben echter de nei-ging om een pup, die alleen lijkt te zijn gelaten, te redden… Hij jammert en roept immers om zijn moeder en men trekt zijn conclu-sies. In 2011 en 2012 kwamen er op deze manier onnodig veel grijze zeehondjes, vooral van Terschelling en Vlieland binnen bij ons. Ik proefde daarover zóveel spanning bij onze medewerkers dat we het initiatief namen om een studie te starten. Wij hebben contact gezocht met professor doctor Ton Groothuis van de fa-culteit gedragsbiologie van de Rijksuniversiteit Groningen. Twee Spaanse medewerkers van ons centrum begonnen een groep zeehonden in de Dollard te bestu-deren. Gewapend met verrekij-kers observeerde het tweetal het gedrag van de zeehonden van deze grote robbenkolonie op een kleine honderd meter van de zeedijk. Aan de hand van vlek-kenpatronen op de huid van de dieren leerden ze de individuele dieren kennen en hun gedragin-gen te onderscheiden. De obser-vaties deelden ze met professor Ton Groothuis. Die concludeerde dat het goed zou zijn om een promotie-onderzoek te starten. In 2014 en 2015 vond een grote identificatie plaats, met andere woorden: men leerde vele zee-honden herkennen aan hun vlek-kenpatroon en stopte die infor-matie in een database.’
Een zeehondenmoeder verlaat haar jong om te jagen, maar komt altijd weer terug.
Niek Kuizenga: ‘Met behulp van deze gegevens kon gekeken wor-den naar de individuele moeders en hun pups. Er werd in kaart gebracht: wie is de moeder van welk jong. Steeds werd hetzelfde gedrag gesignaleerd: de pup wordt alleen gelaten, de moeder zwemt weg en komt later op de-zelfde plaats weer terug. In de eerste dagen na de geboorte blijft de moeder meest alleen bij haar jong. Na zeven dagen echter zoe-ken de pas bevallen moeders el-kaar op en vormen een soort crèche. (Ook op het wad zie je dat gebeuren, vooral onder de kust van Holwerd, waar veel kleine prieltjes de kust inlopen, JM). Het blijkt dat bij afwezigheid van de moeder, andere moeders zorgen voor de achtergebleven pup, zelfs als de moeder na een visvangst niet terugkomt. Deze observaties leverden wetenschappelijk be-wijs. Inzicht in hun gedrag was ongelofelijk belangrijk om te leren hoe we met zeehonden moeten omgaan’.
Storm van kritiek en politieke druk. Niek Kuizenga:
‘Toen wij eenmaal aan de hand van de gegevens wisten dat de moeders voor meerdere pups zorgdroegen, veranderde ons gedrag. Ons uit-gangspunt werd: de beste plek voor zeehonden is de zee! Maar dat gaf kritiek: men nam ons kwa-lijk dat we zeehonden aan hun lot overlieten en als ze waren opge-vangen lieten we ze veel te vroeg weer vrij. Er werden minder zeehonden opgevangen in Pie-terburen. Er ontstonden een paar nieuwe crèches, waar de oude regels nog toegepast werden. Er werd op landelijk niveau naar gekeken en geconcludeerd: die zeehondenoorlog moet stoppen. De staatssecretaris van destijds benoemde een wetenschappelijke adviescommissie, met inbreng van wetenschappers van over de hele wereld om te komen tot een één-duidig beleid’.
Sinds 3 juni ligt er een zeehondenakkoord. Wat gaat er veranderen?
Zeehondenwachters gaan in de toekomst op een melding af, ver-zamelen informatie en delen dit met de zeehondencentra. Hierna bepaalt het zeehondencentrum in overleg met de zeehondenwach-ter of een dier moet worden op-gevangen. Zij zijn weliswaar vrij-willigers, maar hebben veel prak-tijkervaring en hebben of krijgen een opleiding voor zeehonden-wachter en zijn in het bezit van het certificaat Zeehondenwachter en een zeehondenwachterspas, waaraan men hen herkent. De zeehondenwachter heeft ver-klaard en ondertekend dat hij of zij het eens is met het Zeehon-denakkoord en de handelswijze van zeehondenopvang, zoals die is beschreven.
Richard Kiewiet, zeehondenwachter:‘Er is sprake van een hardnekkig misverstand, terwijl het zo gemakkelijk te verklaren valt: een zeehonden-pup is als een mensenbaby in de wieg, hij heeft veel meer slaap nodig dan een volwassen dier’.
‘Een zeehondenjong zonder moe-der, daar moet je bij uit de buurt blijven, niet naderen en al hele-maal niet samen met een hond. De kleine pup kan nog niet zoals de moeder urenlang jagen, het dier-tje heeft veel meer rust nodig. En de relatie van de moeder en pup is ongelofelijk gevoelig voor versto-ring. Het naderen van zeehonden moet, alleen als het noodzakelijk is, gebeuren door speciaal daar-voor opgeleide, ter zake kundige zeehondenwachten. Hierbij ne-men we de volgende regels in acht: Alleen directe hulp bieden bij verwonde en verstrikte die-ren. Zeehondenpups 24 uur ob-serveren en zorgen voor rust rondom de pup zodat moeder kan terugkomen. Persoonlijk zie ik het als een uitdaging om te zor-gen voor nieuw begrip bij toeris-ten. Communiceren wat de bood-schap is: een wild dier in de na-tuur laat je met rust.’
Niek Kuizenga vult aan: ‘Dan maak je geen wees van dit jonge diertje èn je loopt zelf geen gevaar op een zoönose, een bacteriële of virusbesmetting overgebracht van dier op mens. Het coronavirus is er het meest bekende voor-beeld van: een virus, overgestapt van een wild dier naar een mens en dodelijk gevaarlijk’.
Wat is het verschil met de vroegere opvang?
Niek Kuizenga: ‘Wij zijn als zee-hondencentra bereid om ons open te stellen voor de nieuwe kennis, die is ontstaan door de studie naar het gedrag van zee-honden. Dat betekent dat we soms kiezen om een individuele zee-hond niet te helpen als dat bete-kent dat je een hele groep moet verstoren. Een voorbeeld: er ligt een zeehond, die in een groot stuk net is gezwommen tussen een grote groep andere robben. Om de zeehond met het net te benaderen, moet je met een boot op de groep invaren en proberen het dier te vangen’. Michael vult aan: ‘Betreft dat een grote grijze rob van 350 kilo dan heb je vijf tot tien man nodig om hem te over-meesteren en het net los te snij-den. Dat betekent een enorme verstoring voor de populatie op die bank’. Niek vervolgt: ‘Gaan we dan geen hulp meer verlenen aan individuele dieren? Zeker wel! Als zo’n dier geïsoleerd ligt, dan be-vrijden we hem. Een ander voor-beeld: de longworminfectie, die heel wat gespeende zeehonden parten speelt tijdens hun eerste jaar. Zo’n pup heeft een bebloede bek en is vaak benauwd. In veel gevallen zijn we ook dan behoed-zaam en zullen we de zeehon-denwachters vragen 24 uur of langer af te wachten en te obser-veren. Hij zal het dier merken: voorzien van een streep natuur-lijke verf, zodat hij het gemakke-lijk na een zwempartij herkent en mocht het achteruitgaan, toch insturen naar het Zeehondencen-trum’.
Doet het zeehondencentrum Pieterburen nu dan minder?
Er verschijnt een uitdrukking van bezorgdheid en bevlogenheid op het gezicht van directeur Niek Kuizenga als hij bijna streng ant-woordt: ‘Het mag dan beter gaan met de zeehonden, daarmee is nog niet de gezondheid van de Waddenzee hersteld. Gezonde zeehonden in een gezonde Wad-denzee, dat is wat we nastreven. Maar die gezondheid staat onder druk. Er is bijvoorbeeld door ons geconstateerd dat pups van de zeehonden in het Waddengebied drager zijn van antibioticaresis-tente bacteriën. Zeker weten doen we het niet, maar we ver-moeden dat de kippenfarms langs de Ems die veel antibiotica toe-dienen de oorzaak zouden kunnen zijn. Zeehond en mens eten vis van dezelfde tafel. Er is maar één gezondheid, of dat nu de gezond-heid in de natuur (in dit geval de Waddenzee) of de gezondheid van mensen is. Er valt nog veel te verbeteren: denk behalve aan de antibiotica ook aan plastics in zee. Die voorlichting willen we blijven verspreiden in het Zeehonden-centrum Pieterburen’.
De gemaakte afspraken in het Zeehondenakkoord gelden voor de Gewone en Grijze zeehond maar ook voor de soorten bruin-vis, gewone dolfijn, tuimelaar, witflankdolfijn en witsnuitdolfijn.
Het Zeehondenakkoord werd ondertekend door: De Minister van Landbouw, Natuur en Voed-selkwaliteit, de Gedeputeerden van de provincies Groningen, Friesland, Noord-Holland, Zuid-Holland en Zeeland, het dagelijks bestuur van De Waddeneilanden en de Vereniging van Wadden-gemeenten. Verder de Stichting A Seal Centrum voor Zeezoogdie-ren in Stellendam, Ecomare op Texel, Zeehondencentrum Pie-terburen, Stichting Zeehonden-opvang Eemsdelta en Stichting Zeehondenopvang Terschelling.